Referentieramingen 2023: nieuwe prognoses leerlingen beschikbaar

De Referentieraming 2023 van leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs is op 1 mei 2023 gepubliceerd.
Het rapport is op de website van Rijksoverheid te vinden. Op “OCW in Cijfers” zijn de belangrijkste cijfers per sector uitgelegd.

Toelichting

De Referentieraming presenteert de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen en studenten voor het bekostigd onderwijs voor de komende jaren. De raming dient o.a. als onderbouwing voor de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Dit jaar volgen ruim 3.723.100 leerlingen en studenten in Nederland onderwijs. In de vorige raming werden iets meer leerlingen en studenten verwacht. 

De verwachtingen over de onderwijssector waarin leerlingen en studenten zijn ingeschreven zijn niet precies uitgekomen. In het po en vo volgen dit schooljaar meer leerlingen onderwijs dan in de vorige raming werd verwacht. In het mbo , hbo  en wo zijn juist minder studenten dan in de vorige referentieraming werd verwacht. 

Het aantal leerlingen en studenten daalt binnen enkele jaren naar verwachting. In 2026 zullen er naar verwachting 3.695.700 leerlingen en studenten onderwijs volgen en dat aantal zal daarna volgens deze raming verder blijven dalen: tot 3.669.300 leerlingen en studenten in 2029. Deze daling van de totale onderwijsdeelname was in de vorige referentieraming nog niet verwacht. 

Er zijn verschillen in verwachte groei en krimp tussen onderwijssectoren. Het po blijft de komende jaren ongeveer even groot als nu. Het vo zal nog twee jaar iets groeien, maar daarna zet daar weer leerlingendaling in. In het mbo en hbo zijn de effecten van de leerlingendaling vanaf volgend jaar al zichtbaar. Het wo groeit naar verwachting nog enkele jaren enigszins. 

De bijstellingen van de raming in 2029 verschillen per onderwijssector. In het po, hbo en wo is de raming naar beneden bijgesteld. In het vo en mbo is de raming naar boven bijgesteld.

De bijstellingen hebben diverse oorzaken. De belangrijkste veranderingen worden hieronder besproken.

Instroom door oorlog in Oekraïne

De oorlog in Oekraïne zorgt voor een grote instroom van vluchtelingen, die tijdens het opstellen van de vorige referentieraming nog niet voorzien was. Nog wekelijks komen er vluchtelingen uit de Oekraïne aan, die vooral in het po en vo instromen. Ook in het mbo verwachten we volgend jaar meer Oekraïense studenten, die een internationale schakelklas (ISK) hebben afgerond. Al deze extra leerlingen waren niet voorzien op het moment dat RR2022 gemaakt werd.

Herinvoering van de basisbeurs in 2023

Een kleiner dan verwacht deel van de gediplomeerden uit havo, vwo en mbo 4 zijn doorgestroomd naar hbo en wo. Waarschijnlijk hangt dit samen met de herinvoering van de basisbeurs in 2023, waardoor gediplomeerden hun start in het hoger onderwijs met een jaar uitstelden. In deze referentieraming gaan we ervan uit dat de directe doorstroom vanuit vo en mbo naar hbo en wo weer herstelt vanaf komend jaar. Daarnaast gaan we ervan uit dat de gediplomeerden die nu een tussenjaar nemen, komend jaar alsnog in het hoger onderwijs instromen.

Leerachterstanden door corona

Dit jaar worden leerachterstanden door corona zichtbaarder in de referentieraming. Hoewel onderzoeken al aantoonden dat er sprake was van een leerachterstand, leek dat afgelopen jaren weinig invloed te hebben op hoe leerlingen door het onderwijs stroomden. Er waren weinig zittenblijvers in bao en vo, en de slagingspercentages in het vo waren hoog. Waar de afgelopen jaren leerlingen mogelijk het voordeel van de twijfel kregen en doorstroomden, zagen we vorig jaar dat er meer leerlingen in het vo zijn blijven zitten of afgestroomd zijn: van vwo naar havo of van havo naar vmbo. Dat patroon is dit jaar ook te zien en in sommige stromen zelfs sterker dan vorig jaar. 

Krappe arbeidsmarkt en beweging in het beroepsonderwijs

In het mbo, hbo en wo is dit jaar meer uitstroom van ongediplomeerde studenten. Ook met een diploma studeren studenten minder vaak door op hoger niveau, maar verlaten ze het onderwijs. Met de data die voor de referentieraming gebruikt worden, kan geen uitspraak gedaan worden over de oorzaak van deze ongediplomeerde uitstroom. Mogelijk spelen leerachterstanden ook hier een rol, maar het kan ook komen door de krappe arbeidsmarkt. 

Door de krapte op de arbeidsmarkt (die waarschijnlijk de komende jaren blijft aanhouden) gaan minder studenten binnen het mbo door naar een hoger niveau, nadat ze een diploma hebben gehaald. Hetzelfde geldt voor de studenten in het hbo. Dit jaar zien we dat ook in het wo: minder studenten beginnen aan een masteropleiding in het jaar nadat zij een bachelordiploma haalden. 

Er is ook meer dan verwacht ongediplomeerde uitstroom uit het mbo, hbo en wo. Een aanzienlijk deel van deze studenten heeft eerder wel een diploma gehaald, maar een deel van hen verlaat het onderwijs zonder startkwalificatie. 

De ontwikkeling van de arbeidsmarkt is onzeker. Het is mogelijk dat de studenten die nu vroeg uit het onderwijs stromen over enkele jaren opnieuw onderwijs volgen. In deze referentieraming is daar niet expliciet rekening mee gehouden. 

Binnen het vo krijgt het beroepsonderwijs een grotere rol. Deels doordat er vanuit de brugklas meer leerlingen naar het vmbo stromen, maar ook doordat meer havisten in hogere klassen naar het vmbo stromen. Dit leidt de komende jaren tot meer vmbo-gediplomeerden, die daarna voor een groot deel doorstromen naar het mbo. Ook zijn er meer havoleerlingen die rechtstreeks vanuit het havo naar een mbo-opleiding doorstromen. 

De gemaakte aannames zijn in het rapport van Referentieraming 2023 goed gedocumenteerd en worden duidelijk gepresenteerd aan de lezer. De raming is vastgesteld door de directeur van de directie Kennis van OCW, na positief advies van de interne Coördinatiegroep Leerlingen- en studentenRaming (CLR). In deze groep zijn FEZ, PO, VO, MBO en HO&S vertegenwoordigd. De externe Begeleidingscommissie Leerlingen- en Studentenraming (BLS) bevestigt dat de uitkomsten van de raming plausibel zijn. In deze commissie zijn CBS, CPB, SCP, PBL en de sectororganisaties van het onderwijs vertegenwoordigd; daarnaast nemen verschillende onafhankelijke ramings- en onderwijsexperts zitting.