Prognoses arbeidsmarkt po
Voor goed onderwijs is het belangrijk dat er voldoende en kwalitatief geschikte leraren zijn. Om voorbereid te zijn op de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt laat OCW jaarlijks arbeidsmarktramingen uitvoeren.
De hier gepresenteerde ramingen geven een beeld van de arbeidsmarkt voor leraren in het po in de komende jaren, uitgaande van de huidige situatie. Als daarbij tekorten worden verwacht, houdt deze voorspelling niet in dat klassen massaal leeg zullen staan. Er wordt slechts voorspeld dat, onder de nu bekende omstandigheden, er meer leraren nodig zijn om aan de vraag te voldoen dan er gevonden kunnen worden.
Het ministerie van OCW raamt jaarlijks wat de leerlingaantallen in het primair onderwijs de komende jaren zullen zijn (de Referentieraming). De bevolkingsprognoses van het CBS dienen als basis voor deze raming. Uitgaande van dezelfde verhouding tussen leerlingen en leraren als momenteel, kan worden berekend wat de geraamde aantallen benodigde leraren in fte de komende jaren zullen zijn.
Bij het bestaande lerarenkorps vindt uitstroom plaats om verschillende redenen (met als belangrijkste pensioen). Om aan de bovenstaande aantallen te kunnen komen, wordt bij de instroom in de sector voornamelijk geleund op de afgestudeerden van lerarenopleidingen. Er wordt ook een beroep bij de stille reserves gedaan via de zij-instroom van leraren. Als er onvoldoende instroom mogelijk is, ontstaat er onvervulde vraag. Oftewel: tekorten.
Ramingen totaal (zittend en evt. nieuw) benodigde leraren in het po
Jaar | fte x 1.000 |
---|---|
2023 | 95,6 |
2024 | 95,5 |
2025 | 95,8 |
2026 | 95,5 |
2027 | 95,3 |
2028 | 95,5 |
2029 | 96,1 |
2030 | 97,1 |
2031 | 98,2 |
2032 | 99,5 |
2033 | 100,7 |
In de figuur is te zien dat de behoefte aan leraren gelijke tred houdt met de verwachte leerlingendaling in het primair onderwijs. Deze daling zal de komende jaren beduidend minder sterk zijn dan in de afgelopen jaren. Vanaf 2025 wordt weer een stijgende trend voorzien.
Verwachte tekorten aan leraren en directeuren in het po
Jaar | fte |
---|---|
2023 | 5433 |
2024 | 4582 |
2025 | 4415 |
2026 | 3925 |
2027 | 3576 |
2028 | 3597 |
2029 | 4267 |
2030 | 5159 |
2031 | 5934 |
2032 | 6846 |
2033 | 7533 |
Deze figuur toont de geraamde tekorten aan benodigde fte's, met de juiste diplomering, bovenop de huidige situatie (zie hiervoor de meting van de huidige tekorten per sector). Het gaat hier om de vervanging van de uitstroom uit het onderwijs en de eventuele uitbreiding van het onderwijspersoneel. Omdat de werkgelegenheid voor leraren en directeuren deels door dezelfde groepen personen wordt vervuld in het po en er over de jaren ook veel wisselingen tussen de functies voorkomen, wordt de onvervulde werkgelegenheid onder leraren en directeuren hier getoond.
De tekorten tegen 2033 lopen dusdanig op dat de opstellers van de ramingen (Centerdata) waarschuwen dat dit buiten het geldigheidsgebied van de gebruikte modellen valt. Bij dergelijke geraamde tekorten is het namelijk niet meer aannemelijk dat alle omstandigheden ongewijzigd blijven. Kijken we minder ver vooruit, dan is te zien dat volgens de ramingen in 2027 een tekort van ruim 3576 fte aan leraren en directeuren in het primair onderwijs boven de huidige situatie zal ontstaan bij ongewijzigde omstandigheden.
Onderstaand figuur geeft een indicatie van de verwachte tekorten per regio. Deze tekorten worden uitgedrukt in vacaturedruk. De vacaturedruk is het aandeel verwacht tekort van de totale werkgelegenheid voor leraren binnen een regio.
Verwachte onvervulde werkgelegenheid voor leraren en directeuren in het po, per arbeidsmarktregio
Vacaturegraaddruk po leraren plus directeuren | 2028 |
---|---|
Groningen | 2,80% |
Friesland | 2,90% |
Drenthe | 1,40% |
Regio Zwolle | 2,10% |
Twente | 1,20% |
Noord-Holland-Noord | 2,20% |
Zaanstreek-Waterland | 2,90% |
Zuid-Kennemerland en IJmond | 2,10% |
Groot Amsterdam | 5,80% |
Gooi en Vechtstreek | 3,70% |
Amsterdam | 7,30% |
Flevoland | 3,50% |
Almere | 7,70% |
Stedendriehoek en Noordwest-Veluwe | 3,30% |
FoodValley | 4,00% |
Amersfoort | 3,60% |
Midden-Utrecht | 4,00% |
Stad Utrecht | 6,20% |
Holland Rijnland | 2,50% |
Zuid-Holland Centraal | 2,40% |
Haaglanden | 2,90% |
Midden-Holland | 4,60% |
‘s-Gravenhage | 5,50% |
Rijnmond | 3,80% |
Drechtsteden | 1,30% |
Gorinchem | 4,40% |
Rotterdam | 6,00% |
Rivierenland | 4,00% |
Rijk van Nijmegen | 2,60% |
Midden-Gelderland | 3,60% |
Achterhoek | 2,30% |
Zeeland | 1,60% |
West-Brabant | 2,50% |
Midden-Brabant | 3,00% |
Noordoost-Brabant | 3,70% |
Zuidoost-Brabant | 3,90% |
Helmond-De Peel | 2,90% |
Noord-Limburg | 1,30% |
Midden-Limburg | 1,80% |
Zuid-Limburg | 2,60% |
Weinig arbeidsmarktregio's hebben een lage verwachte vacaturedruk in 2028, met koplopers Almere en Amsterdam. Wel zijn er regionale verschillen. De problematiek is, zoals verwacht, groter in regio’s met een groeiend aantal leerlingen en neemt af naarmate de leerlingdaling groter is.
Omdat de ramingen ook een signaalfunctie hebben, zorgen zij ervoor dat de uitgangspunten waarop ze gebaseerd zijn veranderd kunnen worden. Dat betekent dat als geraamde tekorten zich in de praktijk voordoen, er verschillende mechanismes zijn die in werking komen. Een grote vraag naar leraren kan bijvoorbeeld meer mensen naar de opleiding trekken en wervingskracht hebben op zij-instromers. Verder zijn veranderingen in de leerling-leraar ratio en de mate waarin bevoegd wordt lesgegeven natuurlijk ook factoren die een rol spelen bij de uiteindelijke tekorten.