Arbeidsmarktpositie van leerlingen uitgestroomd uit het voortgezet speciaal onderwijs met uitstroomprofiel arbeidsmarkt
Sinds 2014/2015 verlaten jaarlijks 2.500 tot 3.000 leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs (vso) vanuit het uitstroomprofiel 'arbeidsmarkt'. Een deel van deze leerlingen (30 tot 38 procent) gaat door in ander onderwijs, de overige leerlingen stromen uit het onderwijs. Van deze laatstgenoemde groep wordt de arbeidsmarktpositie beschreven. De grootte van deze groep varieert over de jaren van bijna 1.700 tot ongeveer 2.000 personen.
In de eerste grafiek wordt de ontwikkeling in de uitstroom naar werk en uitkering getoond, in een tijdreeks die start in 2015. Het cohort dat in dat jaar het voortgezet speciaal onderwijs verliet (schooljaar 2014/2015) is het eerste cohort waarvoor het uitstroomprofiel arbeidsmarkt onderscheiden kan worden.
In de grafieken eronder en in de daarbij horende 'Gerelateerde grafieken' wordt de uitstroom naar werk en uitkering vanuit het vso uitstroomprofiel arbeidsmarkt steeds vanuit een andere hoek belicht. Zo wordt de arbeidsmarktpositie van mannen en vrouwen vergeleken en die van uitstromers met een Nederlandse of (niet-)Europese herkomst.
Aandeel met werk en aandeel met een uitkering van vso'ers direct na uitstroom
% werk | % uitkering | |
---|---|---|
2015 | 31 | 52 |
2016 | 31 | 45 |
2017 | 39 | 33 |
2018 | 41 | 31 |
2019 | 40 | 29 |
2020 | 35 | 33 |
2021 | 41 | 28 |
Van de vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt die vanuit schooljaar 2020/2021 het onderwijs verlieten, had 41% direct na schoolverlaten werk (met al dan niet daarnaast een uitkering). Bijna 3 op de 10 (28%) had direct na schoolverlaten een uitkering (al dan niet met daarnaast werk).
Het aandeel met werk is gestegen (6%-punt) en het aandeel met een uitkering is gedaald (5%-punt). De cijfers van 2021 zijn hiermee weer vergelijkbaar met 2019. Tussen 2015 en 2017 daalde het aandeel schoolverlaters met een uitkering sterk, terwijl het aandeel met werk toenam. Dit gaat samen met de invoering van de nieuwe Wajong in 2015. Vóór 2015 was de Wajong ook voor jonggehandicapten die een beetje kunnen werken, daarna alleen voor jongeren tussen 18 en 30 jaar waarvan verwacht kan worden dat ze nooit kunnen werken. Hierdoor hebben minder uitstromers recht op deze uitkering dan voorheen.
Door de invoering van de nieuwe Wajong in 2015 is de combinatie 'werk met uitkering' bijna niet meer mogelijk (zie gerelateerde grafiek).
Deze gegevens over 2015 t/m 2021 betreffen definitieve cijfers. Er zijn ook voorlopige gegevens beschikbaar over 2022 (zie betreffende grafieken op deze pagina). Omdat daarin nog niet alle werkenden en uitkeringen zijn meegenomen, zijn die cijfers niet vergelijkbaar met de cijfers in deze grafiek.
% alleen werk | % werk en uitkering | % alleen uitkering | % geen werk en geen uitkering | |
---|---|---|---|---|
2015 | 19 | 12 | 40 | 29 |
2016 | 24 | 6 | 38 | 31 |
2017 | 36 | 3 | 31 | 31 |
2018 | 39 | 2 | 28 | 30 |
2019 | 38 | 2 | 27 | 32 |
2020 | 33 | 3 | 31 | 34 |
2021 | 39 | 2 | 25 | 34 |
Van de vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt uit schooljaar 2020/2021 had 39% direct na uitstroom uit het onderwijs alleen werk (geen uitkering), een kwart had alleen een uitkering (geen werk) en 34% had geen werk en geen uitkering. Het aandeel met zowel werk en een uitkering was met 2% klein.
De uitstromers met alleen werk (geen uitkering) vormen de grootste groep. Het aandeel is in 2021 toegenomen met 6%-punt. In 2020 was het aandeel geen werk en geen uitkering tijdelijk de grootste groep. Het aandeel alleen uitkering is in 2021 afgenomen, met 6%-punt. Het aandeel schoolverlaters met werk en een uitkering bedroeg in 2015 nog 12%, maar vormt nu met 2% nog maar een klein deel van de totale groep vso-uitstromers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt. Dit hangt samen met de invoering van de nieuwe Wajong in 2015. Vóór 2015 was de Wajong ook voor jonggehandicapten die een beetje kunnen werken, daarna alleen voor jongeren (tussen 18 en 30 jaar) waarvan verwacht kan worden dat ze nooit kunnen werken.
Deze gegevens over 2015 t/m 2021 betreffen definitieve cijfers. Er zijn ook voorlopige gegevens beschikbaar over 2022 (zie betreffende grafieken op deze pagina). Omdat daarin nog niet alle werkenden en uitkeringen zijn meegenomen, zijn die cijfers niet vergelijkbaar met de cijfers in deze grafiek.
Arbeidsmarktpositie van vso'ers direct na uitstroom in oktober 2021, naar geslacht
% alleen werk | % werk en uitkering | % alleen uitkering | % geen werk en geen uitkering | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 39 | 2 | 25 | 34 |
Mannen | 41 | 2 | 21 | 35 |
Vrouwen | 32 | . | 36 | 29 |
Van de mannen die uitstroomden uit het vso met uitstroomprofiel arbeidsmarkt had 41% alleen werk (geen uitkering). Onder vrouwen lag dit aandeel lager: 32%. Vrouwen hadden met 36% vaker alleen een uitkering; bij mannen was dit 21%. Mannen hadden iets vaker dan vrouwen geen werk en geen uitkering (35% van de mannen en 29% van de vrouwen).
Deze gegevens over 2021 betreffen definitieve cijfers. Er zijn ook voorlopige gegevens beschikbaar over 2022 (zie betreffende grafieken op deze pagina). Omdat daarin nog niet alle werkenden en uitkeringen zijn meegenomen, zijn die cijfers niet vergelijkbaar met de cijfers in deze grafiek.
% alleen werk | % werk en uitkering | % alleen uitkering | % geen werk en geen uitkering | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 39 | 2 | 25 | 34 |
Nederland | 39 | 2 | 27 | 32 |
Europa (excl. Nederland) | 39 | . | 20 | 39 |
Buiten Europa | 37 | 3 | 23 | 37 |
Vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt en een Nederlandse of een andere Europese herkomst hadden direct na uitstroom uit het onderwijs vaker alleen werk dan degenen met een herkomstland buiten Europa (39% tegenover 37%). Uitstromers met een Nederlandse herkomst hadden vaker dan uitstromers met een andere herkomst (Europees of niet-Europees) een uitkering (27% tegen 20% en 23%). De groep met geen werk en geen uitkering was onder uitstromers met Nederland als herkomstland het kleinst (32% tegenover 39% en 37% van de uitstromers met een ander Europees herkomstland of een herkomstand buiten Europa).
Deze gegevens over 2021 betreffen definitieve cijfers. Er zijn ook voorlopige gegevens beschikbaar over 2022 (zie betreffende grafieken op deze pagina). Omdat daarin nog niet alle werkenden en uitkeringen zijn meegenomen, zijn die cijfers niet vergelijkbaar met de cijfers in deze grafiek.
Arbeidsmarktpositie van vso’ers direct na uitstroom in oktober 2022, naar geslacht (voorlopige cijfers)
% alleen werknemer | % werk en uitkering | % alleen uitkering | % geen werknemer en geen uitkering | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 38 | 1 | 25 | 35 |
Mannen | 42 | 1 | 21 | 36 |
Vrouwen | 28 | . | 38 | 33 |
Van de vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt was 38% direct na uitstroom vanuit schooljaar 2021/2022 alleen werknemer (zonder uitkering). 35% was geen werknemer en had ook geen uitkering. Een kwart had direct na uitstroom uit het vso alleen een uitkering.
Mannen waren vaker alleen werknemer dan vrouwen (42% tegen 28%); vrouwen hadden vaker alleen een uitkering (38% tegen 21%). Het aandeel dat geen werknemer was en geen uitkering had was bij mannen iets groter dan bij vrouwen (36% tegen 33%).
Deze gegevens over 2022 betreffen voorlopige cijfers. Werknemers in het buitenland, zelfstandigen en bepaalde uitkeringen konden nog niet worden meegenomen. Om die reden zijn deze cijfers niet vergelijkbaar met de definitieve cijfers over 2021.
% alleen werknemer | % werk en uitkering | % alleen uitkering | % geen werknemer en geen uitkering | |
---|---|---|---|---|
Totaal | 38 | 1 | 25 | 35 |
Nederland | 41 | . | 26 | 33 |
Europa (excl. Nederland) | 39 | . | 18 | 42 |
Buiten Europa | 31 | . | 25 | 42 |
In 2022 was het aandeel vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt dat direct na uitstroom uit het onderwijs alleen werknemer was (zonder uitkering) onder personen met een Nederlandse of een andere Europese herkomst groter dan onder personen met een herkomstland buiten Europa (41% en 39% tegen 31%). Uitstromers met een niet-Nederlandse herkomst hadden relatief vaak geen werk als werknemer en geen uitkering: 42% van de uitstromers met een ander Europees herkomstland of een herkomstland buiten Europa tegen 33% van de uitstromers met een Nederlandse herkomst. Uitstromers met een andere Europese herkomst hadden iets minder vaak alleen een uitkering dan uitstromers met een Nederlandse of buiten-Europese herkomst (18% tegen 26% en 25%).
Deze gegevens over 2022 betreffen voorlopige cijfers. Werknemers in het buitenland, zelfstandigen en bepaalde uitkeringen konden nog niet worden meegenomen. Om die reden zijn deze cijfers niet vergelijkbaar met de definitieve cijfers over 2021.
Aandeel met werk en aandeel met een uitkering van vso'ers direct na uitstroom (in oktober 2020) en 1 jaar na uitstroom (in oktober 2021)
direct na uitstroom | 1 jaar na uitstroom | |
---|---|---|
% werk | 35 | 41 |
% uitkering | 33 | 45 |
Deze figuur vergelijkt het aandeel met werk en met een uitkering van vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt direct na uitstroom uit het onderwijs (in 2020) en 1 jaar later. Van de vso'ers die vanuit schooljaar 2019/2020 het onderwijs verlieten had 35% direct na uitstroom werk (al dan niet naast een uitkering) en 33% een uitkering (al dan niet naast werk). Een jaar later, in 2021, is het aandeel met werk toegenomen (41%) en het aandeel met een uitkering is ook toegenomen (45%).
De toename van het aandeel jongeren met een uitkering heeft voor een deel te maken met de leeftijd van de schoolverlaters. Jongeren die nog geen 18 jaar zijn hebben geen recht op een uitkering. Een deel van de jongeren die bij het verlaten van het onderwijs 17 jaar waren zal direct na uitstroom geen uitkering krijgen maar een jaar later wel.
direct na uitstroom | 1 jaar na uitstroom | |
---|---|---|
% alleen werk | 33 | 37 |
% werk en uitkering | 3 | 4 |
% alleen uitkering | 31 | 40 |
% geen werk en geen uitkering | 34 | 18 |
Deze figuur vergelijkt de arbeidsmarktpositie van vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt direct na uitstroom uit het onderwijs (in 2020) en 1 jaar later. Van het cohort dat het onderwijs verliet vanuit schooljaar 2019/2020 is met name het aandeel met een uitkering toegenomen. Het aandeel geen werk en geen uitkering is gedaald (van 34% naar 18%).
Op peilmoment direct na uitstroom was het aandeel met alleen werk (geen uitkering) 33% en het aandeel met alleen een uitkering 31%. Een jaar later lag het aandeel voor beide groepen hoger, met name het aandeel met een uitkering (9%-punt gestegen). De groep met werk en een uitkering was op beide momenten het kleinst met 3% direct na uitstroom en 4% 1 jaar na uitstroom.
De toename van het aandeel jongeren met een uitkering (al dan niet met werk) heeft voor een deel te maken met de leeftijd van de schoolverlaters. Jongeren die nog geen 18 jaar zijn hebben geen recht op een uitkering. Een deel van de jongeren die bij het verlaten van het onderwijs 17 jaar waren zal direct na uitstroom geen uitkering krijgen maar een jaar later wel.
direct na uitstroom | 1 jaar na uitstroom | |
---|---|---|
% uitkering, totaal | 33 | 45 |
% Wajong | 17 | 22 |
% bijstand | 14 | 19 |
Van de groep vso-leerlingen met uitstroomprofiel arbeidsmarkt die vanuit schooljaar 2019/2020 het onderwijs verlieten had 33% direct na uitstroom een uitkering (al dan niet naast werk). Een jaar later is dit toegenomen tot 45%. Deze jongeren kregen meestal een Wajong-uitkering of bijstand. Direct na het verlaten van het onderwijs had 17% van de vso'ers met uitstroomprofiel arbeidsmarkt een Wajong-uitkering en 14% een bijstandsuitkering. Van beide soorten uitkering is het aandeel een jaar na schoolverlaten toegenomen (22% en 19%).
De toename van het aandeel jongeren met een uitkering (al dan niet met werk) heeft voor een deel te maken met de leeftijd van de schoolverlaters. Jongeren die nog geen 18 jaar zijn hebben geen recht op een uitkering. Een deel van de jongeren die bij het verlaten van het onderwijs 17 jaar waren zal direct na uitstroom geen uitkering krijgen maar een jaar later wel.