Student-staf ratio

De leerlingleraarratio betreft het gemiddeld aantal leerlingen per voltijdeenheid leraar. Dit is iets anders dan de gemiddelde groepsgrootte. De leerlingleraarratio verschilt per onder­wijs­sector en is sterk afhankelijk van wie je meetelt als leraar en wie niet. Zo komen in het middelbaar beroepsonderwijs relatief veel instructeurs voor die niet meetellen als le­raar.

Leerlingleraarratio per onderwijssector

Leerlingleraarratio per onderwijssector Ratio
Periodepovombohbowo
200915,614,218,623,619,9
201015,914,419,223,820,4
201116,414,919,523,120,3
201216,815,31922,219,6
201316,815,42022,219,7
201416,715,419,721,619,8
201516,915,418,720,719,4
201616,715,418,520,319,3
201716,515,418,320,619,5
201816,315,318,220,520
201916,115,11820,220
202016,1151820,220

Binnen een onderwijssector varieert de leerlingleraarratio aanzienlijk. Zo loopt deze ratio binnen het primair onderwijs uiteen van 6,6 leerlingen in het (voortgezet) speciaal onder­wijs tot 17,7 leerlingen in het basisonderwijs. In het middelbaar beroepsonderwijs varieert deze van 14,4 leerlingen bij agrarische opleidingscentra tot 18,5 leerlingen daarbuiten.

De leerlingleraarratio is het hoogst in het hoger beroepsonderwijs (20,2 leerlingen per leraar in 2019) en het laagst in het voortgezet onderwijs (15,0 leerlingen per leraar in 2020).

In alle sectoren, behalve het wetenschappelijk onderwijs, daalde de leerlingleraarratio in de laatste jaren. In het primair onderwijs sinds 2015, in het voortgezet onderwijs en het hoger beroepsonderwijs vanaf 2017 en in het middelbaar beroepsonderwijs daalt de ratio al vanaf 2013. In het wetenschappelijk onderwijs stijgt de leerlingleraarratio weer vanaf 2016. In het primair onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is tussen 2019 en 2020 vrijwel geen verandering meer zichtbaar.

DUO, VH, UNL Brontabel als csv (382 bytes)