Keuze voor onderwijsrichting van vrouwen en mannen

Van oudsher kiezen meisjes en jongens in het onderwijs vaak voor verschillende richtingen. Terwijl bij meisjes opleidingen in de zorg, het onderwijs en sociaal-culturele richtingen favoriet zijn, hebben jongens vaker een voorkeur voor natuur en techniek. 

In de segregatie-index voor keuze van onderwijsrichting wordt het verschil in studiekeuze tussen meisjes en jongens uitgedrukt in het aantal leerlingen dat van onderwijsrichting zou moeten veranderen om tot een 50-50 verdeling van jongens en meisjes te komen.

In de eerste grafiek wordt de segregatie-index voor keuze van onderwijsrichting getoond voor een reeks van jaren en onderscheiden naar onderwijssoort. In de twee gerelateerde figuren wordt ingezoomd op de keuze voor respectievelijk bètatechniek door meisjes en zorg door jongens.

Segregatie-index voor keuze van onderwijsrichting

Segregatie-index voor keuze van onderwijsrichting Percentage van de onderwijsvolgenden dat van onderwijsrichting zou moeten veranderen om een gelijke verdeling van meisjes en jongens te krijgen
Periodevmbo 3,4havo 4,5vwo 5,6mbo1e jaars hbo1e jaars wo
2011-201222,11311,221,516,18,8
2012-201321,312,211,121,416,18,9
2013-201420,812,110,921,115,99,3
2014-201519,711,810,620,616,39,7
2015-2016 1)18,911,310,220,117,813
2016-201718,411,410,32017,512,7
2017-201817,911,310,220,217,712,7
2018-201917,911,310,220,517,912,8
2019-202017,6119,320,61812,3
2020-20211811,38,820,917,712,2
2021-2022*18,1129,421,218,212,5

In 2021-2022 bedroeg de segregatie-index voor onderwijsrichting in het vmbo 18,1 en in het mbo 21,2. Dat wil zeggen dat ongeveer een op de vijf leerlingen (20%) van richting zou moeten veranderen om een gelijke verdeling tussen meisjes en jongens te krijgen. Het mbo en het vmbo zijn samen met het hbo de onderwijssoorten waar de verschillen in richtingkeuze het grootst zijn. In het vwo is de segregatie met 9,4 (%) het kleinst. Het verschil in richtingkeuze is vergeleken met 2011-2012 kleiner geworden, met name op het vmbo en het vwo. Op het hbo en wo zijn de verschillen redelijk stabiel vanaf 2015-2016. In het mbo neemt het verschil sinds 2016-2017 na een eerdere daling weer toe. Vanaf studiejaar 2020-2021 is de segregatie-index bij vrijwel alle onderwijsniveaus licht toegenomen.

De cijfers over 2021-2022 zijn voorlopig.

CBS (Onderwijsstatistieken) Brontabel als csv (498 bytes)

Aandeel vrouwen in bètarichtingen

Aandeel vrouwen in bètarichtingen in procenten
PeriodeHavo-4,5 NT-profiel (incl.combinaties)Vwo-5,6 NT-profiel (incl.combinaties)Vmbo-3,4 (excl.tl) Sector TechniekMbo Sector TechniekHbo 1e jaars Wis-, natuurkunde, ICT en TechniekWo 1e jaars Wis-, natuurkunde, ICT en Techniek
2011-201223,738,26,915,717,528,2
2012-201325,337,8716,818,428,2
2013-20142637,67,917,919,628,8
2014-201527,239,27,919,720,328,6
2015-2016 1)28,740,18,320,719,334,1
2016-201729,140,79,119,820,136,2
2017-201830,242,39,619,419,136,7
2018-20193143,29,71919,937,4
2019-202032,544,910,119,520,438
2020-202132,445,510,519,621,838,9
2021-2022*31,244,411,520,122,139,1

Binnen alle onderwijssoorten zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in de bètarichtingen (techniek, ICT en wis-/natuurkunde). In 2021-2022 varieerde het aandeel vrouwen van 11,5% binnen de sector techniek in het vmbo tot 44,4% van de vwo-leerlingen met een NT-profiel (natuur & techniek). Wel is het aandeel vrouwen dat voor bèta kiest bij alle onderwijssoorten hoger dan tien jaar eerder, al deed zich op de havo en het vwo in 2021-2022 een lichte afname voor. In het mbo is na 2015-2016 het aandeel meisjes in de sector techniek iets teruggelopen, maar vanaf 2019-2020 herstelde dit zich. In het hbo nam het aandeel vrouwen onder de studenten wis-/natuurkunde, ICT en techniek vooral na 2018-2019 toe. In het wo steeg het percentage vrouwen in deze studies al na 2015-2016. 

De cijfers over 2021-2022 zijn voorlopig.

CBS (Onderwijsstatistieken) Brontabel als csv (673 bytes)

Aandeel mannen in zorgrichtingen

Aandeel mannen in zorgrichtingen in procenten
PeriodeVmbo-3,4 (excl.tl) Sector Zorg en WelzijnMbo Sector Zorg en WelzijnHbo 1e jaars Gezondheidszorg en WelzijnWo 1e jaars Gezondheidszorg en Welzijn
2011-201211,31922,335,6
2012-201311,719,32235
2013-201411,519,721,434,7
2014-201511,92021,133,8
2015-2016 1)12,220,320,430,3
2016-201713,320,820,629,1
2017-201815,121,22028,7
2018-20191621,320,627,7
2019-202017,321,720,529,5
2020-202117,922,420,929,9
2021-2022*17,923,221,729

Jongens en mannen zijn flink ondervertegenwoordigd in de zorgopleidingen: het laagst is hun aandeel in het vmbo (18%) en het hoogst in het wo (29%). In het mbo is het aandeel mannen in de sector zorg en welzijn sinds 2011-2012 gestaag toegenomen en ook in het vmbo is dit aandeel sinds 2014-2015 gegroeid. Anders is dat in het hbo en wo. In het hbo bleef dit aandeel stabiel tot 2020-2021, maar in 2021-2022 is het licht gestegen. In het wo volgden mannen vanaf 2015-2016 steeds minder vaak een opleiding in de gezondheidszorg. Na een dieptepunt in 2018-2019 schommelt het aandeel mannen in deze opleidingen de laatste jaren tussen de 29 en 30 procent. 

De cijfers over 2021-2022 zijn voorlopig.

CBS (Onderwijsstatistieken) Brontabel als csv (488 bytes)