Economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid

Economische zelfstandigheid wil zeggen dat iemand door inkomen uit werk in het eigen levensonderhoud kan voorzien.

Iemand is economisch zelfstandig wanneer hij of zij minstens 70% van het netto (full-time) minimumloon verdient en financieel onafhankelijk wanneer hij of zij minstens het (full-time) minimumloon verdient.

In de eerste grafiek staat de ontwikkeling van economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid bij mannen en vrouwen. De tweede grafiek toont het aandeel economisch zelfstandigen per herkomstgroep.

Economisch zelfstandige mannen en vrouwen van 15 jaar tot AOW-leeftijd (exclusief scholieren/studenten)

Economisch zelfstandige mannen en vrouwen van 15 jaar tot AOW-leeftijd (exclusief scholieren/studenten) in procenten van het totaal van de groep
PeriodeEconomische zelfstandigheid vrouwEconomische zelfstandigheid manFinanciële onafhankelijkheid vrouwFinanciële onafhankelijkheid man
201156,578,942,373,1
201256,878,242,672,3
201356,777,343,571,6
201457,177,544,872
201557,978,245,972,7
201659,37948,574,1
201760,779,75074,9
201862,580,851,676
20196481,453,176,6
202064,480,353,775,6
2021 (voorlopig)66,381,455,876,6

In 2021 was 66,3% van alle niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 jaar tot de AOW-leeftijd economisch zelfstandig. Al een aantal jaren stijgt het aandeel vrouwen dat netto minstens het bijstandsniveau verdient (1 080 euro per maand in 2021). Deze groeiende economische zelfstandigheid is in lijn met één van de doelstellingen van het emancipatiebeleid. Gedurende de vorige economische crisis tot 2014 bleef het aandeel economisch zelfstandige vrouwen min of meer gelijk. Tussen 2014 en 2019 was er een relatief sterke toename. In corona- en crisisjaar 2020 vlakte de groei bij vrouwen af, maar dat herstelde zich in 2021. 
Bij mannen volgt het percentage economisch zelfstandigen de conjunctuur. In de vorige economische crisis en ook in 2020 daalde het aandeel economisch zelfstandige mannen. In 2021 steeg dit aandeel weer en was 81,4% van de mannen economisch zelfstandig. Het aandeel financieel onafhankelijke vrouwen en mannen is uiteraard lager dan het aandeel economisch zelfstandigen, omdat de grens hoger is (1 540 euro). De financiële onafhankelijkheid liet bij vrouwen en mannen dezelfde trends zien als de economische zelfstandigheid. Mannen zijn vaker financieel onafhankelijk (77 tegen 56%), maar het verschil is kleiner geworden. 

CBS (Inkomensstatistiek) Brontabel als csv (433 bytes)

Economisch zelfstandige mannen en vrouwen (15 jaar tot AOW-leeftijd) naar herkomst, 2021 (voorlopig)

Economisch zelfstandige mannen en vrouwen (15 jaar tot AOW-leeftijd) naar herkomst, 2021 (voorlopig) in procenten van het totaal van de groep (excl. scholieren/studenten)
GroepVrouwenMannen
Nederlandse herkomst70,285,1
Tweede generatie67,675
Migranten50,369,2

Onder vrouwen met een Nederlandse herkomst was in 2021 het aandeel econonomisch zelfstandigen 70,2%. Bij tweedegeneratievrouwen was het aandeel met 67,6% iets lager. Migrantenvrouwen waren met 50,3% aanzienlijk minder vaak economisch zelfstandig en het verschil met migrantenmannen was het grootst. Het man-vrouwverschil was het kleinst in de tweede generatie. 

CBS Brontabel als csv (102 bytes)