Bewaarde vindplaatsen

De Erfgoedmonitor van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laat herhaaldelijk onderzoeken of archeologische vindplaatsen in situ (ter plekke) worden behouden of worden opgegraven.

Weergave van drie steekproeven (2012, 2014 & 2020). In de figuur is de verhouding van het aantal vindplaatsen te zien.

Behoud totaal per meetperiode (%)

Behoud totaal per meetperiode (%)
MetingIn situCombinatie met in situEx situCombinatie zonder in situVrijgave
1e meting28,10%3,90%63,90%0,20%3,90%
2e meting19,00%14,20%65,00%0,30%1,50%
3e meting17,70%5,50%73,60%0,10%3,00%

In totaal gaat het om 3 metingen met 1703 behoudenswaardige vindplaatsen; 608 in de eerste meting, 332 in de 2e meting en 763 in de 3e meting. De 3 meetperioden beslaan bij elkaar 11 jaar.

In de archeologische praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen in- en ex situ behoud van behoudenswaardige vindplaatsen. Behoud in situ heeft verschillende vormen. De vormen die hier worden onderscheiden zijn: 'wettelijke bescherming', 'planologische bescherming' en 'planaanpassing'. Ook worden 2 vormen van behoud ex situ onderscheiden: 'opgraven' en 'archeologische begeleiding' volgens het protocol opgraven. Er wordt in de weergave van de data onderscheid gemaakt tussen vindplaatsen waarbij 'zuiver' in- of ex situ behoud is toegepast en vindplaatsen waarbij een combinatie van in- en ex situ behoud heeft plaatsgevonden.

De gegevens zijn gebaseerd op 3 steekproefonderzoeken (2012, 2014 en 2020) die door RAAP Archeologisch Adviesbureau zijn uitgevoerd in opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), met als doel om een representatief, kwantitatief en onderbouwd beeld te krijgen van de mate van behoud in situ die in Nederland via de Archeologische MonumentenZorg (AMZ)-keten is gerealiseerd en inzichtelijk te maken welke actoren en factoren hierop van invloed zijn.

RAAP | De Erfgoedmonitor Brontabel als csv (215 bytes)